Geachte Heer Verhoest,
Voor alles wens ik uw krant te bedanken
voor de opname van het opiniestuk van
het Platform voor Vrije Meningsuiting
in uw editie van 27 maart.
Staat u mij toe om te reageren op de
commentaar, die u over dit opiniestuk
schreef, in De Standaard van 28 maart.
Samengevat komt het er op neer dat
u zegt dat de ondertekenaars “naïef
en eenzijdig zijn” en beweert
u dat “de verbondenheid van de
veroordeelden met een “fanatieke
en bloeddorstige organisatie als de
DHKP-C” hen het recht op vrije
meningsuiting ontzegt (en, impliciet,
hun veroordeling rechtvaardigt).
U zegt dat het die afweging is die
het Hof van Cassatie op 17 april zal
maken.
Vooreerst hoop ik dat het Hof van
Cassatie die afweging NIET zal maken.
Bij Cassatie gaat het immers om de
VORM van de rechtspraak, niet over
de inhoud.
Welnu, de verdediging heeft meer dan
20 punten geformuleerd, waarin zij
oordeelt dat het normale verloop van
de rechtsgang en de rechten van de
verdediging zijn geschonden.
Ik neem er één punt uit
: de militarisering van de rechtbank,
voor beklaagden (en publiek), en daar
bent u het met mij eens, die in dit
proces GEEN ENKELE VORM van geweldpleging
wordt ten laste gelegd. Het is misschien
niet eens het belangrijkste punt, maar
als opvoeder in een gevangenis, frappeert
dit punt mij bijzonder. De anti-terrorisme
wetgeving maakt van de rechtbank meer
en meer een rechtstreeks verlengstuk
van de gevangenis. Een rechtbank wordt
een quasi militair bezet gebied: gewapende
manschappen, metaaldetectoren en fouillering,
ook voor de advocaten, onmogelijk om
ook maar iets te bediscuteren of te
vragen ‘waarom’. Net als
in een gevangenis gaan de dingen hier
omdat ze nu eenmaal zo gaan. Punt.
Bij de zitting van het Hof van Beroep
in Gent werden GSM, fotoapparaat, bandopnemer,
identiteitskaart afgenomen en door
de politie in een plastiek zak gestopt.
Sommige bezoekers moesten hun T-shirt
met een slogan op, ter plekke uittrekken,
anders kwamen ze er niet in. Elke bezoeker
ontving een nummer, de naam werd genoteerd
in een boek, na afloop mag men met
dit nummer zijn zaken afhalen, nadat
je een handtekening hebt geplaatst.
Na fouillering en inschrijving, kom
je in de zaal, waar een politieman
de plaats aanwijst waar je verplicht
moet gaan zitten, in Gent was dat achter
glas en “Turksuitziende” mensen
werden bewust en systematisch, afgezonderd
en gescheiden van de “blanken”.
Banale veiligheidsmaatregelen? Tien
jaar geleden was dit allemaal ondenkbaar,
nu is het het “gewone” verloop
geworden van wat ooit een “openbare
en publieke zitting” heette te
zijn.
Ik heb het dan nog niet over de onmenselijke
behandeling van de beklaagden. De drie
in Brugge deden een wekenlange hongerstaking,
waarvan de pers nauwelijks melding
maakte, en weigerden in Gent voor het
Hof van Beroep te verschijnen, omwille
van hun behandeling. Bij hun transport
naar de rechtbank werden ze geblinddoekt,
droegen ze kogelvrije vesten, werden,
op zijn ‘Guantanamoos’,
geketend aan handen en voeten. Ze werden
systematisch onderworpen aan anale
fouillering. In hun cel was er een
lamp die dag en nacht brandde, ze waren
er 23 op 24 uur alleen, hadden 1 uur
individuele wandeling per dag en geen
contact met andere gevangenen. Tot
vijf maal toe werd dit regime van “witte
foltering” door de advocaten
van de verdediging voor een rechtbank
gebracht, die ook telkens besliste
dat dit regime moest stoppen. Maar
niets baatte, een order vanuit Brussel
beval de verderzetting van dit regime.
Het is alleen door niet aflatende druk
van mensen uit het kamp van de vrije
meningsuiting en door onderhandelingen
met het kabinet van Onckelinx dat deze
toestanden eind vorig jaar voor het
grootste deel ophielden te bestaan.
Ik beschrijf dit
omdat het mij brengt bij een tweede,
voor mij essentieel punt : de huidige
anti-terroristenwetgeving maakt deel
uit van een uitzonderingstoestand.
Die wetgeving is een oorlogsdaad, en
vele parlementairen hebben het, toen
ze die wet stemden, jammer genoeg niet
zo begrepen. Daarom vragen we ook dat
het debat hierover heropend wordt.
De Belgische anti-terreuwetgeving is
een onderdeel van de “Global
War on Terror”, die de Amerikanen
wereldwijd hebben ontketend sinds 11
september 2001.
Ik verklaar me nader.
Ik ken een van de beschuldigden, de
Belg Bahar Kimyongür, persoonlijk
en pakweg al zo’n 15 jaar, hij
was toen nog archeologiestudent aan
de ULB. Sinds tien jaar werkt hij op
het bekende Brusselse adres van het
informatiebureau van de DHKP-C in Brussel.
Gedurende die tien jaar heeft hij altijd
hetzelfde gedaan : communiqués
vertaald, betogingen georganiseerd,
delegaties van Belgische en europarlementairen
georganiseerd naar Turkije om met daar
met eigen ogen de toestanden in de
gevangenissen van het Type F te gaan
vaststellen. Hij deed in 2000 niets
anders dan bijvoorbeeld in 2003. Alleen,
zijn activiteit voor de “bloeddorstige
organisatie, de DHKP-C”, die
perfect legaal was VOOR 2001, wordt
plots illegaal omdat de Amerikanen,
en in hun spoor ook Europa, na 11/9
beslist hebben zowat alle verzetsorganisaties
van de Derde Wereld op een lijst van
terroristische organisaties te plaatsen.
Van het Front voor de Bevrijding van
Palestina tot Hamas, van de Columbiaanse
Farc tot de Koerdische PKK. U bent
het met mij eens dat die genoemde organisaties
niets met 11/9 niets te maken hadden,
evenmin als Irak trouwens, dat sinds
vier jaar een pre-emptive strike te
verwerken krijgt, waarbij het woord “bloeddorstig” nog
zwak uitvalt. Het is in deze “oorlogssituatie” dat
onvermijdelijk aanslagen worden gepleegd
op fundamentele vrijheden en rechten:
van folteringen tot geheime CIA vluchten,
van het onvermijdelijk verdwijnen van
het onderscheid tussen burgers en soldaten
tot het gelijkstellen van een opinie
en een mening aan een terroristische
bomaanslag…
Aan dit scenario, waarbij het vanaf
11/9 de Amerikanen zijn, die bepalen
wat wij nog aan informatie te horen
krijgen, wat er nog mag gezegd en geschreven
worden, wensen wij niet mee te werken.
Morgen is het de beurt aan de Solidariteitsgroepen
met de Filippijnen, erg populair in
katholieke middens, die steunacties
doen voor vrouwen en andere mensenrechtenorganisaties
in de Filippijnen. Want die organisaties
zijn allemaal op de een of andere manier
verbonden met het legale front van
de Filippijnse guerrilla van de KP
van José Maria Sisson, die
OOK op de lijst van terroristische
organisaties staat. En laten we dan
ook maar meteen alle sympathisanten
met Cuba, nog een terroristenstaat
volgens Bush, het zwijgen opleggen.
En ook het dragen van T-shirts en sokken
met de beeltenis van Ché Guévara
verbieden, want die heeft, als ik de
som maak van zijn militaire campagnes
in Cuba, Congo en Bolivië, meer “bloeddorstige
acties” op zijn actief dan heel
de DHKP-C in heel zijn geschiedenis
samen.
Het gaat mij dus
niet om de “verdediging
van de DHKP-C”.
Maar als u de DHKP-C en zijn leiders
betiteld als “bloeddorstige fanatici”,
dan moet u wel, eerlijke journalistiek
oblige, diezelfde titels toekennen
aan het Turkse regime, dat verantwoordelijk
is voor de dood van tientallen van
uw collega’s journalisten. De
(voorlopig) laatste was Hrant Dink,
de Armeense journalist die vermoord
werd op 19 januari 2007 voor zijn krant
Agos in Istanbul. In uw stuk hebt u
het trouwens alleen over Turkije. En
terecht. Aan de betichten kan geen
enkele geweldddaad worden ten laste
gelegd op Belgisch of Europees gebied.
Een bewijs dat de DHKP-C niet kiest
voor ‘blind geweld’, evenmin
als in Turkije trouwens. Maar als we
het zover willen drijven om een proces
te organiseren over de beoordeling
van de situatie en het al dan niet
legitiem zijn van het gebruik van geweld
in Turkije, dan moeten we een heel
ander proces organiseren. Dan komen
we terug bij de Wet op de Universele
Competentie, die een paar jaar geleden
veranderd is om Sharon en de Amerikaanse
generaal Franks te laten ontsnappen
aan vervolging. Mag wat voor personages,
die wel degelijk bloed aan hun handen
hadden of er tenminste de bevelen toe
gaven, niet meer geldt, wél
toegepast worden op militanten, die
alleen een opinie kan verweten worden?
Met vriendelijke groeten,
Luk Vervaet, lid van CLEA en het Platform
voor Vrije Meningsuiting.
|